De belichtingsdriehoek is 1 van de belangrijkste dingen van de fotografie. Want wat is een foto nou die niet goed belicht is? Als fotograaf krijg je hier dus ook meteen mee te maken als je een camera in je handen hebt. Wat de belichtingsdriehoek is, en hoe die werkt, leg ik in deze blog uit. Veel lees plezier!
Wat is de belichtingsdriehoek
Bij het maken van een foto kijk je natuurlijk eerst of de belichting wel goed is. De foto moet niet te donker, maar ook niet te licht zijn. Maar hoe zorg je er voor dat de belichting klopt? Dat doe je door de goede combinatie te gebruiken van ISO, diafragma en sluitertijd. Dit heet samen de belichtingsdriehoek. Diafragma, sluitertijd en de ISO zijn dus de drie termen waar jij je belichting mee kan sturen. Een driehoek heeft drie gelijke punten. Als je 1 punt langer maakt, moet je de andere punten ook langer maken, om zo een driehoek te behouden. Zo werkt het dus ook bij de belichtingsdriehoek. Je moet de ISO, sluitertijd en diafragma in balans houden. Verander je iets aan de diafragma, dan verandert je balans. Je moet dus altijd meerdere elementen van de belichtingsdriehoek veranderen om tot de juiste belichting te komen.
Het is natuurlijk wel handig als je weet wat de termen diafragma, sluitertijd en ISO betekenen en wat ze met elkaar te maken hebben. Dit leg ik eerst even uit.
Diafragma
Vorige week heb ik een blog geschreven over diafragma. Hierin staat eigenlijk alles wat je over diafragma moet weten. Nog niet gelezen? Neem dan even een kijkje Diafragma, wat is het? | Jasmijn Bult
Sluitertijd
De sluitertijd is de tijd dat het licht op de sensor van je camera valt. Dus eigenlijk je belichtingstijd. Hoe langer de sluiter openstaat, hoe meer licht er op je sensor valt. Net als diafragma kan je ook met de sluitertijd spelen, waardoor je veel verschillende effecten kan creëren. Sluitertijd wordt aangeven in een breuk van een seconde. Zo heb je bijvoorbeeld 1/1250 van een seconde, of 1/30 van een seconde. Bij veel camera’s gaat de sluitertijd van 1/4000 van een seconde tot maximaal 30 seconden. Net zoals bij diafragma heb je ook bij sluitertijd verschillende stapjes. Dit verschilt per camera, maar meestal heeft elke camera in ieder geval 1/1000- 1/500- 1/250- 1/125- 1/60- 1/30- 1/15- 1/8- 1/4 en 1/2. Deze stapjes woorden ook wel stops genoemd.
Sluitertijd is vooral erg belangrijk als je onderwerpen fotografeert die bewegen. Denk aan sport, verkeer of water. Gebruik je een korte sluitertijd van bijvoorbeeld 1/500, dan bevries je de beweging. Zo kan je een rennende hond scherp op beeld krijgen. Gebruik je een lange sluitertijd, bijvoorbeeld 1/15, vangt de sensor voor een langere tijd licht op, dus duurt het langer voordat de foto gemaakt wordt, waardoor je een wazig beeld krijgt als er veel beweging in je foto is. Zo kan je misschien al na gaan dat op het moment dat je een langere sluitertijd gebruikt, er meer licht wordt opgevangen, dus dat je foto ook lichter wordt. Hoe langer je sluitertijd, hoe meer licht.
Als je met een langere sluitertijd werkt raad ik je aan om met eens statief te werken. Hoe stil je je camera ook probeert vast te houden, je zal hem nooit stil genoeg houden voor een lange sluitertijd. Dit ga je helaas ook terug zien in je beeld. Meestal lukt het nog om uit de hand te schieten tot een sluitertijd van 1/60 van een seconde. Gebruik je een langere sluitertijd, is het beter om een statief te gebruiken zodat je foto niet onscherp wordt.
ISO
Net zoals diafragma en sluitertijd is ISO ook een belangrijke camera-instelling. ISO gaat om de lichtgevoeligheid van de camera sensor. ISO wordt aangegeven met cijfers. Bij de meeste camera’s zijn begint de ISO bij 50 en kan hij tot 6400 en hoger. Ook bij ISO heb je verschillende stops. De meest voorkomende stops zijn: 50, 200, 400, 800, 1600, 3200, 6400, 12800 en 25600. Hoe hoger je ISO getal, hoe lichtgevoeliger je camera is. Zo kan je dus met een hoog ISO getal nog veel licht opvangen in een donkere ruimte. Het is wel belangrijk om niet onnodig met een hoog ISO getal te werken. Door een hoge ISO-waarde krijg je namelijk last van ruis. Hierdoor krijg je korreltjes in je beeld en ziet je foto er minder scherp uit. Dit wil je natuurlijk voorkomen. Wanneer je buiten in het licht fotografeert, is een ISO van 1oo tot 400 echt al voldoende. Als je binnen in huis of buiten wanneer het gaat schemeren fotografeert heb je eigenlijk pas een hogere ISO nodig.
Goed belichte foto
Nu weet je wat de belichtingsdriehoek is en welke elementen daarbij horen, maar wanneer is een foto eigenlijk goed belicht? Daar is een handig trucje voor. Tegenwoordig zit in bijna elke camera een ingebouwde lichtmeter. Deze kan je makkelijk vinden op het scherm van je camera.
Je foto is goed belicht wanneer het ‘puntje’ precies op het midden bij de 0 staat. Staat het puntje bijvoorbeeld bij de -3, dan is je foto onderbelicht. Staat je puntje bij de +2, dan is je foto juist weer overbelicht. Let op; dit is natuurlijk volgens je camera. Misschien wil jij juist een donkere of een lichtere foto. Het is daarom handig om je foto eerst ‘goed’ te belichten volgens de lichtmeter van je camera, en daarna misschien nog een aantal aanpassingen te doen tot jij tevreden bent met de belichting. Dan kan het zijn dat het puntje niet precies op de 0 staat, maar dat is niet erg. De lichtmeter is vooral een handig hulpmiddel, maar je hoeft je er niet precies aan te houden.
Tot slot
Hopelijk heb je wat van deze blog geleerd en weet je nu wat de belichtingsdriehoek inhoudt. Wil je nog wat weten of heb je nog een leuk idee voor de blog? Laat het me dan weten in de reacties!
Volg je me al op Instagram en Bloglovin’?
No Comments